Natuurbescherming

De natuur gezocht, beleefd en verbeeld

In de 19e eeuw ontstaat bij kunstenaars (onder meer schilders, schrijvers en dichters, musici) belangstelling voor de natuur en de 'mens daarin'. Deze stroming wordt de 'Romantiek' genoemd. Men zoekt inspiratie in 'de natuur'. Gelijkgestemde schilders vormden groepen ('scholen') die inspiratie zochten in de natuur en de mensen daarin.
De grote meerderheid van de bevolking had hier echter geen deel aan, en de weergave van 'de natuur' als van 'de mensen in de natuur' was ook wel geïdealiseerd.

  • Nederlandse Romantiek
  • Barbizon
  • Larense School
  • Lofzang op de heide
  • X-sluit
Barend Koekkoek Eikenbos

De Romantiek is een kunststroming die zich -opnieuw- richt op de natuur. Haar hoogtepunt ligt van ongeveer 1780-1840.
Schilders werken naar de natuur, die als groots en soms bedreigend wordt ervaren. Zij laten zich echter ook leiden door gevoel, fantasie, verbeelding, het onderbewuste, en het raadselachtige. Bomen zijn vaak kolossaal en grillig en ogen oeroud. De mensfiguren zijn klein en nederig.
Nederlandse schilders uit deze tijd voelen zich mede geïnspireerd door de Hollandse landschapsschilders uit de 17e eeuw.

Hiernaast: Barend Koekkoek (1803-1862):
Eikenbos.

Theodore Rousseau Barbizon bij Maanlicht

Theodore Rousseau; Landschap bij Barbizon, ca. 1850.

Theodore Rousseau was de eerste schilder die van uit Parijs naar Barbizon trok om daar de 'natuur en de mensen daarin' te schilderen. Diverse andere schilders sloten zich daarbij aan en vormden de beroemde 'School van Barbizon', rond 1850-1860. Zij werden geïnspireerd door onder andere de Hollandse landschapsschilders uit de 17e eeuw. En op hun beurt hadden zij weer invloed op onder meer Nederlandse schilders in de tweede helft van de 19e eeuw.

Anton Mauve: 'Boerin met schapen'.

De Larense School was een groep schilders die elkaar troffen in Laren in het Gooi (ca. 1870-1920). Zij waren vooral geïnteresseerd in landelijke taferelen, waarbij de natuur en de mens daarin centraal staan.
Zij voelden zich geïnspireerd door de schilders die tezamen de School van Barbizon vormden.

Anton Mauve (1838-1888) was een belangrijke vertegenwoordiger van de Larense School.

Dit filmpje komt rechtstreeks van Youtube.

"Op de grote, stille heide" is een 'loflied' dat dateert van rond 1880 en door vele generaties scholieren is gezongen. (Pieter Louwerse, dichter; Johannes Worp, componist). Hieronder het eerste couplet (van drie).

Op de groote, stille heide
dwaalt de herder eenzaam rond
wijl de witgewolde kudde
trouw bewaakt wordt door den hond.
En, al dwalend ginds en her,
denkt de herder: "Och, hoe ver,
hoe ver is mijn heide,
hoe ver is mijn heide, mijn heide!"

Enkele beelden uit de schilderkunst en een zeer bekend lied ...

 

De natuur onderzocht, verzameld en beschreven

In de 18e eeuw komen de 'moderne' natuurwetenschappen tot ontwikkeling. Eén daarvan is de Kennis der Natuur, de 'Historia Naturalis'. Het ging vooral om het vinden, verzamelen, onderzoeken, beschrijven en classificeren van bestaande en nieuwe soorten planten en dieren (systematiek).

In de 19e eeuw splitst deze Natuurkennis in aparte vakgebieden. De systematiek steunt sterk op de anatomie en morfologie. Botanie en zoölogie worden aparte vakgebieden. Geologie en paleontologie splitsen zich af.
Kennis en inzicht omtrent de evolutie nemen toe, maar zijn nog wel lang hevig omstreden. Zo wordt de ouderdom van de aarde opgerekt van enkele duizenden tot honderden miljoenen jaren; fossielen worden erkend als resten van uitgestorven organismen.
In de tweede helft van deze eeuw komt de fysiologie op, ook verbonden aan de medische wetenschap.

Redmond O'Hanlon

Sommige onderzoekers maakten grote reizen. Die voelden zich tot de natuur aangetrokken en vonden dat dáár de kennis te vinden was. Het waren vaak mensen met een avontuurlijke inslag die grote ontdekkingen deden, enorme verzamelingen aanlegden en -in enkele gevallen- op grond van dat alles theorieën opstelden.

Links: De Britse filosoof en natuurkenner Redmond O'Hanlon is geobsedeerd onder meer door natuurwetenschappers en avonturiers in de 19e eeuw. Hij maakte de reizen van de grote ontdekkers nog eens over. Dit boek is daar een lezenswaardig verslag van. Rondom hem heeft VPRO een documentaireserie gemaakt, "O'Hanlons Helden". Klik op het boek.

Marc Argeloo, Emile Brugman en Alexander Reeuwijk
'In het spoor van de grote ontdekkers, O'Hanlons Helden'
Uitgeverij Atlas Contact Amsterdam/Antwerpen, 2014.
Om de TV-serie te bekijken, klik op het boek.

 

  • Linnaeus
  • Von Humboldt
  • Darwin
  • Wallace
  • Möbius
  • X-sluit

Linnaeus en Systema

Linnaeus (1707-1778), hier in Laplandse kledij, deelde het planten- en dierenrijk in. Van hem werd gezegd: 'Deus creavit, Linnaeus disposuit' (God schiep, Linnaeus deelde in'.
Ga met de muis over de afbeelding.

Carl von Linné, beter bekend onder zijn verlatiniseerde naam Carolus Linnaeus, benoemde en classificeerde duizenden soorten planten en dieren op een meer logische, consequente manier. Hij maakte in zijn jonge jaren een vijf maanden durende reis naar Lapland, dat toen nog relatief onbekend was en verzamelde en beschreef daar planten, insecten, vogels en mineralen.
In een tijd waarin de naamgeving van soorten een chaos was, introduceerde Linnaeus de nog steeds gebruikte binaire nomenclatuur waarbij planten en dieren worden benoemd op basis van geslacht en soort (Homo sapiens). 'Zonder classificatie blijft alles chaos'!
Dit maakte deel uit van het basale, hiërarchische systeem: klassen → orden (→ families) → geslachten → soorten.
Zijn twee hoofdwerken waren de Species Plantarum (1753) en de Systema Naturae (1758) en gelden nog steeds als bron van beschrijving en naamgeving. Overigens hebben latere geleerden het Linnaeus-systeem sterk uitgebreid en vooral verbeterd.

Linnaeus studeerde in Zweden, maar promoveerde in Harderwijk op een proefschrift over malaria ('wisselkoorts'). Op de inmiddels lang verdwenen universiteit aldaar kon men heel snel promoveren!

Hij geldt door zijn werk als de 'vader van de taxonomie'.

ArtisBibliotheekHumboldt

Op de gevel van de Artis-Bibliotheek staan overeenkomstig de gewoonte in de 19e eeuw de namen van een aantal belangrijke natuuronderzoekers, die echter grotendeels vergeten zijn, onder andere die van Alexander von Humboldt.

Alexander von Humboldt 1806

Alexander von Humboldt op een schilderij van Friedrich Weitsch (1805), werkend aan de verslagen van zijn ongelooflijke expedities. Charles Darwin noemde hem de 'belangrijkste wetenschappelijke reiziger aller tijden'.

Alexander von Humboldt (1769-1859) was een van de belangrijkste wetenschapper-ontdekkingsreizigers uit de geschiedenis. Hij werd in Berlijn geboren als de zoon van een Pruisisch officier en een adellijke moeder. Hij kreeg een zeer gedegen, brede opleiding en ontwikkelde al op heel jonge leeftijd een interesse voor de natuur in de directe omgeving. Zo verzamelde hij als vele gelijkgestemden in die tijd planten, insecten en stenen. Ook bleek hij een groot talent te hebben voor tekenen en schilderen.

Gestimuleerd door enkelen van zijn docenten besloot hij tot een carrière als wetenschappelijk onderzoeksreiziger. Nadat zijn moeder hem na haar overlijden een aanzienlijk erfenis nagelaten had, besloot hij als onafhankelijk natuurvorser verder te gaan. Hij ondernam een grote onderzoeksreis naar Midden-Amerika en het noordelijk deel van Zuid-Amerika, tezamen met de Franse botanicus Aimé Bonpland (1799-1804). Zij namen op hun expedities de meest moderne meetinstrumente mee zoals sextanten, telescopen, chronometers, barometers en elektrometer. Ze voeren rivieren op en af, zoals de Orinoco en delen van de Amazone en zijrivieren. Ze verzamelden en bestudeerden planten, dieren en gesteenten. Zij vingen sidderalen die hun stevige elektroschokken gaven. Zij trokken door nauwelijks begaanbare regenwouden, beklommen bergen waaronder de Chimborazo (in het huidige Ecuador), een 6300 meter hoge -dode- vulkaan in de Andes (zónder de specifieke klimuitrusting van tegenwoordig!). Humboldt bracht daarbij de klimaat- en vegetatiezones van de Andes nauwkeurig in kaart. Juist hier ontwikkelde hij het idee van een universele samenhang van organismen en omgevingsfactoren.
Tijdens hun reis ontdekten Humboldt en Bonpland vele nieuwe plantensoorten, zoals de Melastoma coccinea, die een middel bevat tegen de tropische malaria.

Teruggekeerd in Parijs en later Berlijn beschreef Von Humboldt zijn reizen, ervaringen en de resultaten ervan in een gigantisch werk in 30 delen, waar vele wetenschappers en kunstenaars aan meewerkten.
Von Humboldt werd later de spil van de wetenschappelijke wereld in Berlijn. Hij was een autoriteit op heel veel vakgebieden, en heeft zeer belangrijke bijdragen geleverd aan de geografie, de geologie, de plantkunde, en legde de grondslag voor de plantengeografie. De koude zeestroom voor de Zuid-Amerikaanse kust en een pinguinsoort zijn naar hem genoemd. En heel belangrijk: hij was een van de eersten die open oog had voor de samenhangen in de natuur, wat hij noemde: 'het web van het leven'. Daarmee legde hij de basis voor de ecologie.

De Engelse historica Andrea Wulf publiceerde in 2015 een uitstekende en zeer boeiende biografie van Von Humboldt. Hierin beschrijft ze grondig zijn ontwikkeling, zijn denken en gaat daarbij uitvoerig in op de denkbeelden over 'de natuur' in zijn tijd.

>

Hierboven staat een Youtube filmpje dat een 'animatieles' toont over Alexander von Humboldt, een volstrekt ten onrechte vergeten wetenschapper.

Naast zijn grote verdiensten voor de wetenschap was hij ook een van de eersten die de wetenschappelijke resultaten van zijn werk en dat van anderen trachtte te populariseren.

Darwin en The Origin

Carles Robert Darwin (1809-1882, de foto is van ca. 1863) formuleerde als eerste een heldere evolutietheorie (nadat Alfred Wallace hem van diens opvattingen op de hoogte had gebracht). Zijn overige bijdragen aan de biologie en geologie zijn ook uiterst belangrijk geweest.
Ga met de muis over de afbeelding.

Na een afgebroken studie geneeskunde studeerde Charles Darwin theologie in Cambridge, maar zijn grote passie was de natuurlijke historie en vooral het verzamelen van allerlei zaken, met name van insecten (kevers!). Vooral via zijn persoonlijke contacten met de hoogleraren John Henslow (theologie en botanie) en Adam Sedgwick (geologie) deed hij een grote theoretische én veldkennis op.
Zijn reis als naturalist met het schip de 'Beagle' is genoegzaam bekend. In bijna vijf jaar ging het schip de wereld rond. Darwin observeerde, verzamelde en deed zo kennis en ervaringen op. Vooral Zuid-Amerika (hij maakte een aardbeving mee), en de ervaringen op de Galapagos-eilanden zijn zeer belangrijk geweest. Hij ontdekte nieuwe soorten (waaronder de bekende vinken van de Galapagos) én fossiele soorten. Hij onderzocht en beschreef afzettingsgesteenten en koraalriffen.
Na zijn reis bleef hij de rest van zijn leven thuis, in Kent ('Down House'), deed experimenten, correspondeerde met velen in de wetenschappelijke wereld, maar ook met kwekers van planten en dieren (duiven!). Gaandeweg ontwikkelde hij zijn evolutietheorie die hij voor het eerst publiceerde in 1859 in 'The Origin of Species'.
Met zijn evolutietheorie legde Darwin een belangrijke, verbindende basis onder zo goed als alle andere theorieën in de biologie en de geologie.

Alfed Russel Wallace

Alfred Russel Wallace (1823-1913) had een avontuurlijk leven.
In de 19 eeuw was hij zeer bekend, maar is daarna om onduidelijke redenen in de vergetelheid geraakt.

Klik op de afbeelding voor meer informatie.

De Engelsman Alfred Russel Wallace was een van de avontuurlijk aangelegde onderzoekers die verre reizen maakten, vele nieuwe soorten planten en vooral dieren ontdekten, grote verzamelingen aanlegden, en zorgvuldig aantekeningen maakten van alles wat ze zagen en hoorden. Gecombineerd met een grote kennis van de wetenschappelijke literatuur kon Wallace, in feite een autodidact, belangrijke bijdragen leveren.

Wallace trok op jonge leeftijd naar het Amazonegebied, waar hij vier jaar rondtrok. Op de terugreis naar Engeland verging zijn schip, en kon hij ternauwernood zijn aantekeningen redden. Later ging hij naar de Maleisische Archipel (onder andere het toenmalige Nederlands-Indië), waar hij vooral actief was op Borneo en Sulawesi (Celebes).
Hij stelde geheel zelfstandig een theorie op over de natuurlijke selectie en de evolutie van organismen. Hij stuurde zijn bevindingen naar Charles Darwin. Die vervolgens besloot zijn eigen theorie mét die van Wallace te publiceren.
Wallace beschreef de geografische verspreiding van soorten over de Maleisische (Indonesische) eilanden, waardoor hij de fundamenten legde van de biogeografie.

Karl Möbius

Karl August Möbius (1825-1908) begon zijn carrière als leraar aan een 'Grundschule' en ging toen al regelmatig met de leerlingen naar buiten ("slechts door directe aanschouwing kun je leren").
Hij ging op latere leeftijd Natuurwetenschappen en Filosofie studeren en ontwikkelde zich tot een specialist op het gebied van mariene biologie. Later werd hij hoogleraar in Kiel en Berlijn; en directeur van het Museum voor Natuurkunde aan de Humboldt-Universiteit aldaar.

Karl Möbius was een Duitse zoöloog, gespecialiseerd in de mariene dierenwereld. Hij bestudeerde onder meer de zeefauna van de Kieler Bocht en droeg aanzienlijk bij aan de ontwikkeling van de ecologie.

De (toen nog) Pruisische regering was geïnteresseerd in de mogelijkheid om de opbrengsten van de oesterbanken bij Kiel te vergroten. Oesters werden namelijk verzameld en tegen hoge prijzen verkocht (aan de welvarende elite). Kon die opbrengst vergroot worden door een gerichte 'kunstmatige' kweektechniek?

De opdracht om dat uit te zoeken kreeg Möbius in 1868. Na enkele jaren concludeerde hij in zijn studie 'Die Auster und die Austernwirtschaft' (1877) dat een 'kunstmatige' oesterkweek in Noord-Duitsland niet goed mogelijk was.

Zijn studie was echter zeer waardevol omdat hij als eerste de wisselwerkingen beschreef tussen de organismen in het ecosysteem van de oesterbank. Hij duidde de oesterbank aan als een levensgemeenschap, een biocoenose. Daarmee leverde hij een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de ecologie, het vakgebied dat het netwerk van organismen en milieufactoren onderzoekt en beschrijft.

De tabbladen stellen enkele onderzoekers met hun verdiensten voor.
Biografie Von Humboldt
Andrea Wulf; de Nederlandse vertaling (2016).
Chimborazo

 

De meeste wetenschappers evenwel keken neer op deze 'natuurlijke historie' en deden doorgaans weinig aan 'veldkennis'. Die kwam meer en meer terecht bij betrokken 'amateurs'. Zij gingen de vrije natuur in, bestudeerden vogels, wilde planten, schelpen, insecten; stenen en mineralen. Daarmee bouwden zij een enorme kennis op die gaandeweg gedeeld werd in opgerichte verenigingen én met betrokken wetenschappers. Hun verzamelingen gingen soms de kern vormen van natuurwetenschappelijke musea. Onder deze amateurs waren veel onderwijzers. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommigen van deze amateurs hun kennis in bredere kring gingen verspreiden, via voordrachten, exposities, boeken.

 

De natuur beschermd

Verenigingen

In de 19e eeuw komen de eerste verenigingen tot stand waarin aanvankelijk vooral amateurs hun kennis deelden. Geleidelijk aan gingen ook wetenschappers hier deel van uitmaken. Deze verenigingen dan wel individuele leden hielden zich gaandeweg ook bezig met natuurbescherming. Zij werden geconfronteerd met de teruggang van de door hen bestudeerde soorten en wilden daar wat aan doen.

  • Enkele verenigingen
  • 12 Landschappen
  • X-sluit
1845 - Vereeniging voor de Nederlandsche Flora; nu de (Koninklijke) Nederlandse Botanische Vereniging
1845 - Nederlandse Entomologische Vereniging
1883 - ANWB, geen vereniging voor natuurkennis, kreeg later wel oog voor bescherming natuur en landschap
1899 - SBB, Staatsbosbeheer, aanvankelijk bedoeld voor bosaanleg, later ook belangrijk voor natuur en landschap
1899 - Vogelbescherming, Nederlandse Vereeniging tot Bescherming van Vogels
1901 - KNNV, (Koninklijke) Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
1901 - Nederlandse Ornithologische Vereniging, vanaf 1957 de Nederlandse Ornithologische Unie
1905 - NM, Natuurmonumenten, Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland
1920 - NJN, Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie; meer informatie
1924 - IVAO, Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling; vanaf 1959 NIVON
1927-36 Provinciale Landschappen worden successievelijk opgericht, nu samenwerkend in 'De 12 Landschappen'
1932 - Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming; na 1972 Stichting Natuur en Milieu
1939 - Bond tegen Verontreiniging van Natuur en Stad; 1948: Bond van Natuurbeschermingwachten; 1960: IVN
1960 - IVN, Instituut voor Natuurbeschermingseducatie
1965 - Waddenvereniging (Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee)
1971 - Milieudefensie (Vereniging Milieu Defensie)
1976 - LMO, Landelijk Milieu Overleg; 1995 opgeheven; archief is bewaard gebleven
1981 - Heimans- en Thijsse Stichting

 

Adreswijzer Organisaties

Ga met de muis over de afbeelding (Inhoud).

Er zijn vele natuurbeschermingsorganisaties met zeer uiteenlopende doelstellingen, zowel in Nederland als in andere landen.
Internationaal timmeren aan de weg onder meer:

  • WWF - World Wildlife Fund, opgericht in 1947
  • Greenpeace, opgericht in 1971 in Canada, hoofdkwartier nu gevestigd in Amsterdam

Een beperkt overzicht van de verschillende organisaties geeft deze site-in-ontwikkeling.

De 'Adreswijzer' (hiernaast) was een uitgave van het Kenniscentrum van het IVN, en gaf de adressen en de kernactiviteiten van heel veel Nederlandse organisaties. De 6e en laatste uitgave dateert van 2006. Door inkrimping van de IVN-organisatie is het Kenniscentrum opgeheven en is ook deze uitgave gestopt.

12_Landshappen

 


De Provinclale Landschappen zijn opgericht omdat bij de Vereniging Natuurmonumenten (NM) het idee bestond dat er vanuit deze vereniging onvoldoende zicht was op de bedreiging van natuurgebieden in de verschillende provincies. Klik op de afbeeldingen (→ site).

Op provinciaal niveau werden stichtingen opgericht voor aankoop en beheer van gronden.

1927 – Het Utrechts Landschap
1929 – Het Geldersch Landschap
1930 – It Fryske Gea (vereniging)
1931 – Het Limburgs Landschap
1932 – Het Noord-Brabants Landschap
1932 - Landschap Overijssel
1932 – Het Drents Landschap
1934 – Het Zuid-Hollands Landschap
1935 – Het Zeeuws Landschap
1935 – Het Gronings Landschap
1936 – Het Noord-Hollands Landschap
1986 - Het Flevolandschap

Het tabblad geeft de oprichtingsjaren van enkele verenigingen en organisaties.

 

Vroege natuurbescherming

Rond 1900 komt de natuurbeschermingsbeweging op, vooral het werk van de onderwijzers E. Heimans en Jac. P. Thijsse.

  • Heimans en Thijsse
  • Natuurterreinen
  • X-sluit

Naardermeer

Het Naardermeer is het oudste natuurmonument van Nederland. Toen de gemeente Amsterdam dit meer wilde gaan gebruiken voor vuilstort, slaagden Heimans en Thijsse erin het gebied te kopen. Het was de start van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Het 'Naardermeer' werd zelfs een van de mooiste schoolplaten, gemaakt door M.A. Koekkoek. Ga met de muis over de foto.

Heimans en Thijsse populariseerden de kennis van en over de natuur ('veldbiologie') via onder meer:

  • Een serie van 6 natuurboekjes voor het grote publiek (de 'rode ruggetjes'), als 'Van vlinders, bloemen en vogels', en 'Door het Rietland'.
  • Het tijdschrift 'De Levende Natuur' (1895)
  • De 'Geïllustreerde Flora van Nederland' (1899)
  • Oprichting Nederlandsche Natuurhistorische Vereniging (1905)
  • Aankoop Naardermeer (1906) en de oprichting Vereeniging Natuurmonumenten in Nederland

 

Eli Heimans (1861-1914) en Jac. P. Thijsse (1865-1945) begonnen beiden als onderwijzer en schoolhoofd te Amsterdam. Zij hadden een grote belangstelling voor de 'echte, vrije' natuur en publiceerden daarover.
Zij gingen al met hun schoolklassen naar buiten. Heimans schreef een vierdelige 'Handleiding bij het onderwijs in de Natuurlijke Historie', een moderne methode met nadruk op directe aanschouwing en veel minder op 'vertellen'!

Heimans verdiepte zich later meer in de geologie en publiceerde onder meer 'Uit ons Krijtland'.
Thijsse maakte later naam met de reeks 'Verkade-albums' en met diverse publicaties over vogels. In zijn latere leven was hij nauw betrokken bij tal van activiteiten op het gebied van natuurbescherming en -educatie.

In 1981 werd de Heimans en Thijsse Stichting opgericht. Jaap Zwier was hierbij de drijvende kracht. Jaap was als onderwijzer al heel erg met natuur en vooral met Thijsse bezig. Later was hij als consulent werkzaam bij het IVN en weer later als leraar aan een pabo. Hieronder een fragment uit een interview met Jaap waarin hij iets zegt over Thijsse.

Jaap Zwier heeft meer dan 25 jaar 'gewerkt aan Thijsse'.
Interview 2014; 1:56

Park Veluwezoom


Ga met de muis over de foto.
Klik op het symbool rechts voor een on-line-folder over de Nationale Parken. Het laden van dit pdf.document kan even duren!

In de loop van de 20e eeuw krijgen steeds meer gebieden de status van 'natuurgebied'. Aanvankelijk ging het om het veilig stellen van de terreinen. Soms waren de eigenaren privé personen, vaker organisaties als Stichtingen of Verenigingen.
In 1930 stelt Natuurmonumenten het eerste Nationale Park in: het Nationaal Park Veluwezoom. In 1934 werd een tweede ingesteld: het Nationaal Park De Hoge Veluwe, beheerd door een Stichting.
NP_symboolEr zijn anno 2014 in Nederland 20 nationale parken. Zij werken samen in een stichting, maar hebben een grote mate van autonomie.

In de eerste decennia van de 20e eeuw is deze vorm van natuurbescherming vooral een zaak van particulier initiatief.

Op de tabbladen iets meer over de natuurbeschermers van het eerste uur en de eerste natuurterreinen.
Verkade-album Texel
Dit Verkade-album is van 1927.

Handleiding

Van Vlinders Bloemen en Vogels

 

ANWB-PosterNatuurbeschermers timmeren aan de weg via publicaties (kranten, tijdschriften, boeken), en door het oprichten van meer natuurterreinen. Door hun enthousiasme ontstaat er langzaam meer draagvlak voor de natuurbescherming.
In de jaren twintig wordt dit bevorderd doordat een wat groter deel van de bevolking het economisch beter krijgt, met name de 'hogere burgerklasse'. Die heeft wat meer geld en wat meer tijd en bezoekt de natuurterreinen. De ANWB gaat zich ermee bemoeien en brengt affiches uit om het gedrag van mensen 'in de natuur' te beïnvloeden, een vroege vorm van 'educatie'.

 

De natuur omstreden

Wanneer in de jaren dertig de economie inzakt, en de werkloosheid enorm oploopt, loopt de belangstelling voor 'natuur' sterk terug. De regering neemt drastische maatregelen als de werkverschaffing, waarbij natuurgronden worden ontgonnen zonder al te veel bedenkingen. Vooral de 'woeste gronden' moeten het ontgelden. Op grote schaal worden 'cultuurbossen' geplant (dennenplantages). Er worden meer ruilverkavelingen uitgevoerd, mogelijk gemaakt door de Ruilverkavelingswet ( 1924) waarbij boeren tot meewerken gedwongen konden worden.

Beheerders en natuurbeschermers starten grondige inventarisaties van natuurgebieden om goede argumenten te hebben in de discussies over de 'bestemmingen' van terreinen. Het begrip 'natuurwaarden' ontstaat.

De verschillende organisaties beginnen zich te verzetten tegen de grootscheepse aantastingen van natuur en landschap. Om draagvlak te verkrijgen beginnen zij met vormen van voorlichting en zelfs educatie. (K)NNV en de NJN organiseren voor hun leden kampen om veldwerk en veldbiologie mogelijk te maken. Deels stonden deze kampen ook open voor studenten en onderwijzers.
In 1938 wordt op initiatief van de NNV het 'Comité tegen Verontreiniging van Natuur en Stad' opgericht, welk Comité in 1939 omgevormd wordt tot de 'Bond tegen Verontreiniging van Natuur en Stad'. Uit deze organisatie zal het IVN voortkomen.